neerlandés

Je vindt het toch wel goed, Marie,” vroeg hij, „dat ik me in die zaak van Prédier heb gestoken?” Zij keek hem met haar groote oogen verwonderd aan. „Waarom zou ik het niet goed vinden?” „Wel, men kan niet weten; het is toch ook evengoed jouw geld.” „Van die zaken heb ik geen verstand, Jean; dat weet je, en dan, ventlief, zooals jij doet zal ’t wel goed wezen.” Daar had je weer het vertrouwen! Zóó genoot hij dat nu als notaris algemeen, en dáárvan was hij overtuigd: als zoodanig was hij het waard ook. Hij had er uitstekend slag van de zaken voor anderen te behandelen; hij deed het gewetensvol en nauwgezet. Rijke Chineezen kwamen van heinde en ver hem in lastige, [8]belangrijke zaken raadplegen, en ze wisten toch, dat de notaris hen geducht liet betalen. Maar hij bezat het welverdiende vertrouwen van iedereen voor ieders zaken; alleen miste hij dat van zichzelven voor zijn eigen zaken. Voor een ander zou hij niet half zoo gauw en zonder ernstig onderzoek tot de plannen van Prédier zijn toegetreden; waar het zijn eigen geld betrof, was hij losser. „Je moet me niet zoo onbeperkt vertrouwen.” „Verbeeld je! Als men ’n man heeft, die notaris is, en men vertrouwt hem niet.…” „Nu?” „Nu,” zei ze lachend, „dan moet hij toch ’n geduchte roover wezen.” Meelachend kuste hij haar; zei, dat ze er zonderlinge theorieën op na hield, en ging als gewoonlijk in opgeruimde stemming naar ’t kantoor, een oogenblik, met ongeduld door zijn vrouw verbeid; want dan ving haar opperheerschappij aan over de huiselijke zaken; dan begon de dagelijksche groote drijfjacht op vlekken en stof, op niet fraai gepoetste vorken en lepels en niet volkomen glinsterende messen; op scheurtjes en rafels in kinder- en huishoudgoed; dan ving het moment aan, waarop de toorn der huisvrouw zich doorloopend lucht gaf over het gebrek aan westelijke zindelijkheidsbegrippen bij den Javaan. De overdreven zin voor het huishoudelijke bij mevrouw Bronkhorst had onder de dames van ’t plaatsje aanvankelijk groote verbazing gewekt. Toen ze pas uit Holland kwam, ontving men haar met meer nieuwsgierigheid dan vriendelijkheid; de Indische dames beschouwden haar zoo’n beetje als ’n indringster. Als toch de notaris een vrouw had willen hebben, dan had hij, vonden ze, er immers een uit de Indische omgeving kunnen kiezen; er waren knappe jonge meisjes genoeg, die hem gaarne wilden hebben; hij had volstrekt niet naar Holland behoeven te gaan om een vrouw te halen met aschkleurig haar, en die den heelen dag koelie-werk deed in huis. [9] Men kende het huis van den notaris algemeen onder den naam van het „paleis”. Toen Bronkhorst met zijn vrouwtje naar Indië kwam, had hij ’n keurige Europeesche inrichting meegebracht. Fraaie ameublementen, hoogst onpractisch en lastig om te behouden en te onderhouden, maar keurig mooi om te zien; stoelen met heerlijke overtrekken, die uitstekend aan hun bestemming beantwoordden, daar nooit iemand het waagde er op te gaan zitten; prachtige spiegels, mahoniehouten kasten, kostbare schilderijen en smaakvolle portières. Met den hartstocht van een huishoudelijke, welopgevoede dochter uit een nette burgerfamilie in Holland, had de jonge mevrouw Bronkhorst zich dadelijk geconstitueerd als slavin van al dat moois, behoudens de servituten haar door het moederschap opgelegd. Zoo was het haar gelukt al die schatten jaren te conserveeren en „zoo goed als nieuw” te houden, in vollen strijd steeds tegen de inlandsche menschen- en insectenwereld. Maar mooi was het, dàt erkende iedereen; veel mooier zelfs dan bij den resident, en zoo was het met alles, tot in de keuken, waar tot stomme verbazing van alle Indische menschen een glimmende batterie de cuisine aan den helderwitten muur prijkte, en tot in den stal, waar de twee spannen fraaie koetspaarden en het rijpaard van Bronkhorst hun omgezette gras en gabah op raadselachtige wijze schenen te verbergen. Wel honderdmalen werd mevrouw Bronkhorst over de uitkomsten harer slavernij gecomplimenteerd; vooral door de heeren, die verklaarden, dat het iemand „goed” deed, weer eens zoo’n keurig nette Europeesche inrichting te zien, maar die voor geen geld hadden gewild, dat hun vrouwen zooveel werk maakten van den inboedel. Het „paleis” had zijn vasten receptie-avond; men zat dan in de voorgalerij aan de eene zijde; iedereen, voorzoover hij door zijn maatschappelijke positie in aanmerking kwam, woonde die avondjes bij, en de resident, wien het à fond weinig kon schelen, zei wel eens quasi spijtig, dat het bij den notaris drukker toeging, [10]dan bij hem, resident. Het was niet pour les beaux yeux van Bronkhorst en diens vrouw, schoon de laatste werkelijk mooie oogen had, dat de meesten kwamen; maar men zat er op zijn gemak bij den notaris, wat men niet deed bij den resident, en men kreeg buitengewoon fijne dranken en lekkere havanna’s, wat men ook al niet kreeg bij den resident, die zelf niet rookte en niet dronk, en dus vond, dat een en ander eigenlijk ook niet voegde aan de gemeente. De Borne’s waren ook gekomen en hadden hun neef, meneer Den Ekster, meegebracht, den koffieplanter à la suite. „Is je nicht niet meegekomen?” vroeg mevrouw Bronkhorst, die familiaar was met haar buurvrouw. „Zij laat zich excuseeren; ze had zoo’n vreeselijke hoofdpijn. Zeker van het zitten in den reiswagen, gisteren den heelen dag; ze had het al toen ze aankwam; ze is niet zoo heel sterk, weet je, en dan: ze trekt het zich nogal aan.…” „U is niet meer op het land, meneer Den Ekster,” zei vragend de resident op den meesterachtigen toon van iemand, die zich overal „aan het hoofd” gevoelt. „Neen, resident; de lui dachten dat ik de bladziekte kon weren, maar zóó knap ben ik niet.” „Ja,” was ’t antwoord met een zucht vol staatszorg, „dat is ’n leelijk ding.” „Zie je,” vervolgde mevrouw Borne tegen de gastvrouw, „zij is niet heel gelukkig met hem.” „’t Is erg jammer.” „Ja, er komt ook zóóveel bij. Geen kinderen, zie je, nooit.…. geen idéetje.” Mevrouw Bronkhorst keek haar even aan. Zij kon met het eigenaardig Indisch idioom maar niet terecht, en over zulke idéetjes van kinderen te spreken in gezelschap, hinderde haar. „Wil je ’n glas malaga?” Ja, dat was het eenige, waarmee de Indische kapiteinsvrouw [11]te vangen was, omdat het, vond ze, iets had van stroop, het eenige dat ze dronk behalve koffie en koud water. „Ik wou,” zei de kapitein met zijn luide commando-stem, „dat ik geld genoeg had, dan liet ik twaalf ankers malaga aanrukken.” „Hou je daar zoo van, kapitein?” vroeg de algemeene ontvanger. „Wel neen, maar daar kon ik mijn vrouw mee paaien.” „Soedah!” riep deze reeds half boos, „laat mij er asjeblieft maar buiten.” Maar iedereen had er genoegen in en lachte. „Zoo! Moet mevrouw zoet worden gehouden?” vroeg de resident. „Terdege, hoor! Het is nu al zoover, resident, dat ik geen bittertje mag drinken of ik krijg er langs als een recruut van een vice-korporaal.” „Soedah, toch!” herhaalde zijn vrouw met verwijtende blikken uit haar fluweelachtige zwarte oogen. Meer dorst ze niet zeggen, uit vrees voor den resident. Van alle kanten werden vroolijke opmerkingen gemaakt, volstrekt niet kwetsend voor haar. Integendeel, men mocht de Borne’s zeer gaarne. Hij was ’n flink militair en zij een goede, hartelijke vrouw, en ofschoon ze altijd ruzie hadden, hielden ze wezenlijk veel van elkaar. Zij was trotsch op hem, al beknorde ze hem aanhoudend, en in haar hart vond ze dat geen enkel man de vergelijking met hem kon doorstaan. En Borne zelf dacht altijd met liefde aan zijn knappe, kloek gebouwde vrouw; men kon, als ze ziek was, hem „onder een hoed vangen”; hij was dan niet uit het huis te slaan. Maar als ze beiden gezond en wel waren, hadden ze het altijd met elkaar aan den stok, en in hun pogingen om elkaar te overschreeuwen was

francés

Ne pensez-vous pas que ce n'est pas grave, Marie, demanda-t-il, que je me sois mêlé des affaires de Prédier ? Elle le regarda avec ses grands yeux étonnés. « Pourquoi ne devrais-je pas être d'accord avec ça ? » « Eh bien, on ne peut pas savoir ; c'est aussi votre argent. — Je n'en ai aucune idée, Jean ; tu le sais, et alors, ma chère, tout ira bien comme tu le fais." Tu as retrouvé cette confiance en toi ! C'est ainsi qu'il l'appréciait désormais généralement comme notaire, et il en était convaincu : comme tel, il en valait la peine. Il était habile à gérer les affaires pour les autres; il l'a fait consciencieusement et consciencieusement. De riches Chinois venaient de loin pour le consulter dans des affaires difficiles et importantes, et pourtant ils savaient que le notaire les faisait payer. Mais il avait la confiance bien méritée de tout le monde dans les affaires de tout le monde ; seulement il manquait du sien pour lui-même. D'autre part, il ne serait pas entré dans les plans de Predier à moitié si vite et sans enquête sérieuse ; en ce qui concerne son propre argent, il était plus détendu. "Vous ne devez pas me faire confiance si effrénée." "Imaginer!Si vous avez un homme qui est notaire et que vous ne lui faites pas confiance..." "Maintenant?" — Eh bien, dit-elle en riant, ce doit être un formidable voleur. Il l'embrassa avec un sourire ; dit qu'elle avait des théories étranges, et se rendit au bureau de bonne humeur, comme d'habitude, pendant un moment, attendue avec impatience par sa femme ; car alors commença sa suprématie sur les affaires intérieures ; alors commença la grande chasse quotidienne aux taches et à la poussière, aux fourchettes et aux cuillères non polies, et aux couteaux pas parfaitement brillants ; pour les fissures et l'effilochage des articles pour enfants et ménagers ; puis commença le moment où la colère de la ménagère se déchaîna constamment sur le manque de concepts occidentaux de propreté chez les Javanais. Le sens exagéré de Mme Bronkhorst pour les tâches ménagères avait d'abord provoqué une grande surprise parmi les dames de la ville. Lorsqu'elle arriva de Hollande, elle fut reçue avec plus de curiosité que de bonté ; les dames indiennes la considéraient comme une sorte d'intrus.Après tout, si le notaire avait voulu une femme, ils pensaient qu'il aurait pu en choisir une originaire des Indes ; il y avait plein de jolies jeunes filles qui avaient hâte de l'avoir ; il n'avait pas du tout dû aller en Hollande chercher une femme aux cheveux cendrés, et qui faisait du coolie à la maison toute la journée. [9] La maison du notaire était généralement connue sous le nom de « palais ». Lorsque Bronkhorst est venu aux Indes avec sa femme, il avait apporté avec lui une belle institution européenne. Beaux meubles, très peu pratiques et difficiles à entretenir et à entretenir, mais parfaitement beaux à regarder ; des chaises avec des housses merveilleuses, qui remplissaient parfaitement leur fonction, car personne n'osait jamais s'asseoir dessus ; beaux miroirs, armoires en acajou, tableaux précieux et portes de bon goût. Avec la passion d'une fille domestique bien élevée, issue d'une famille bourgeoise décente de Hollande, la jeune Mme Bronkhorst s'était aussitôt constituée en esclave de toute cette beauté, à l'exception des servitudes que lui imposait la maternité. Ainsi, elle avait réussi à conserver tous ces trésors pendant des années et à les garder « comme neufs », toujours en pleine bataille contre le monde natal des hommes et des insectes.Mais c'était beau, tout le monde le reconnaissait ; bien plus belle encore que chez le Résident, et il en fut ainsi de tout, jusqu'à la cuisine, où, à la stupéfaction de tous les Indiens, une rutilante batterie de cuisine ornait le mur blanc éclatant, et dans l'écurie, où les deux paires de beaux chevaux de calèche et le cheval d'équitation de Bronkhorst semblaient cacher mystérieusement leur herbe retournée et leur gabah. Mme Bronkhorst a été complimentée cent fois sur les résultats de son esclavage ; surtout par les messieurs, qui déclaraient que cela faisait « du bien » à quelqu'un de revoir un établissement européen aussi propre et bien rangé, mais qui n'auraient pas voulu pour de l'argent que leurs femmes mettent autant de travail dans le mobilier. Le « palais » avait sa réception rapide du soir ; on s'asseyait dans la galerie avant d'un côté ; tout le monde, dans la mesure où sa position sociale le rendait éligible, assistait à ces soirées, et le Résident, qui s'en souciait peu à la longue, disait parfois, presque à regret, que le notaire était plus occupé que lui, résident.Ce n'est pas pour les beaux yeux de Bronkhorst et de sa femme, bien que cette dernière ait vraiment de beaux yeux, que la plupart d'entre eux sont venus ; mais on était à l'aise avec le notaire, ce qu'on ne faisait pas avec le résident, et l'on recevait des boissons extraordinairement fines et des havanes savoureuses, que l'on n'obtenait pas non plus du résident, qui lui-même ne fumait ni ne buvait, et trouva ainsi, ce qui n'a vraiment rien ajouté à la communauté. Les Bornes étaient également venus, amenant leur cousin, M. Den Ekster, le planteur de café à la suite. « Votre nièce n'est pas venue avec vous ? demanda Mme Bronkhorst, qui connaissait son voisin. « Elle est excusée ; elle avait un terrible mal de tête. Sûr d'être assis dans la voiture toute la journée d'hier ; elle l'avait déjà quand elle est arrivée ; elle n'est pas très forte, tu sais, et puis : elle s'en préoccupe plutôt..." « Vous n'êtes plus sur le terrain, monsieur Den Magpie », dit le résident d'un ton interrogateur, du ton magistral de quelqu'un qui se sent « en tête » partout.« Non, résident ; les gens pensaient que je pouvais éloigner la brûlure des feuilles, mais je ne suis pas si intelligent." "Oui," fut la réponse avec un soupir d'inquiétude de l'État, "c'est une chose laide." "Vous voyez", a continué Mme Borne à l'hôtesse, "elle n'est pas très heureuse avec lui." "C'est dommage." « Oui, il y a aussi tellement plus. Pas d'enfants, voyez-vous, jamais…. aucune idée." Mme Bronkhorst la regarda un instant. Elle ne pouvait pas faire face à l'idiome indien particulier, et parler de telles idées d'enfants en compagnie la dérangeait. « Voulez-vous un verre de Malaga ? » Oui, c'était la seule chose pour attraper la femme du capitaine indien, parce que, pensait-elle, il y avait quelque chose comme du sirop, la seule chose qu'elle buvait à part du café et de l'eau froide. "Je souhaite," dit le capitaine de sa voix forte de commandement, "si j'avais assez d'argent, alors j'enverrais douze ancres à Malaga." « Est-ce que vous aimez ça, capitaine ? » demanda le receveur général. "Eh bien, non, mais je pourrais apaiser ma femme avec ça." « Soudah ! » s'écria ce dernier avec colère, "s'il vous plaît laissez-moi en dehors de ça." Mais tout le monde a pris du plaisir et a ri."Wow! Madame doit-elle rester douce ? demanda l'habitant. "Très bien! Le temps est venu, résident, que je ne puisse pas boire un verre amer ou que je passe pour la recrue d'un vice-caporal. « Sudah, n'est-ce pas ! » répéta sa femme, avec des regards de reproche de ses yeux noirs veloutés. Elle n'osa pas en dire plus, par peur de l'habitant. Des remarques gaies ont été faites de toutes parts, en aucun cas blessantes pour elle. Au contraire, les Bornes étaient très appréciés. Il était un bon soldat et elle une bonne épouse affectueuse, et bien qu'ils se soient toujours disputés, ils s'aimaient vraiment. Elle était fière de lui, même si elle continuait à le gronder, et dans son cœur elle sentait qu'aucun homme ne pouvait se comparer à lui. Et Borne lui-même pensait toujours affectueusement à sa belle femme solidement bâtie ; on pouvait, si elle était malade, « l'attraper sous un chapeau » ; alors il ne pouvait pas être battu hors de la maison. Mais lorsqu'ils étaient à la fois sains et saufs, ils étaient toujours à couteaux tirés, et dans leurs efforts pour

Traductor.com.ar | ¿Cómo utilizo la traducción de texto neerlandés-francés?

Asegúrese de cumplir con las reglas de redacción y el idioma de los textos que traducirá. Una de las cosas importantes que los usuarios deben tener en cuenta cuando usan el sistema de diccionario Traductor.com.ar es que las palabras y textos utilizados al traducir se guardan en la base de datos y se comparten con otros usuarios en el contenido del sitio web. Por esta razón, le pedimos que preste atención a este tema en el proceso de traducción. Si no desea que sus traducciones se publiquen en el contenido del sitio web, póngase en contacto con →"Contacto" por correo electrónico. Tan pronto como los textos relevantes serán eliminados del contenido del sitio web.


Política de Privacidad

Los proveedores, incluido Google, utilizan cookies para mostrar anuncios relevantes ateniéndose las visitas anteriores de un usuario a su sitio web o a otros sitios web. El uso de cookies de publicidad permite a Google y a sus socios mostrar anuncios basados en las visitas realizadas por los usuarios a sus sitios web o a otros sitios web de Internet. Los usuarios pueden inhabilitar la publicidad personalizada. Para ello, deberán acceder a Preferencias de anuncios. (También puede explicarles que, si no desean que otros proveedores utilicen las cookies para la publicidad personalizada, deberán acceder a www.aboutads.info.)

Traductor.com.ar
Cambiar pais

La forma más fácil y práctica de traducir texto en línea es con traductor neerlandés francés. Copyright © 2018-2022 | Traductor.com.ar